After an unbalanced report on RTBF (la Radio Télévision Belge Francophone, or French-speaking Belgian broadcasting company), researchers from across the language border in Belgium have written an open letter to clarify the reality of animal research and to underscore its importance for medical progress.
More than 200 researchers have already signed the letter, including all research vice-rectors of the universities in the French-speaking regions of Belgium. You can show your support by signing the letter as well.
There is power in numbers, and we can send a strong signal if the entire Belgian research community raises its voice.
Click here for the English translation of the open letter
Klik hier voor de Nederlandse vertaling van de open brief
Cliquez ici pour la lettre ouverte originale en français
Nederlands
“Het verbieden of het onuitvoerbaar maken van dierproeven zou de maatschappij een onmisbaar instrument ontnemen om basisonderzoek in de levenswetenschappen te voeren en te innoveren. Vaak profiteren de dieren zelf van dit innovatief onderzoek. De bevolkingsgroei, de verhoogde levensverwachting, het onder controle krijgen van infecties en de opwarming van de aarde die onze ecosystemen verstoort brengen allemaal uitdagingen met zich mee. Kunnen we, rekening houdend met al deze uitdagingen, echt beslissen om te stoppen met innoveren en de toekomst van onze planeet en dus die van onze nakomelingen echt op de proef stellen?
Regelmatig worden proefdieren in het nieuws op de radio en de televisie op een karikaturale manier gepresenteerd waarbij de realiteit van de feiten ontkend wordt. Recent gebeurde dit nogmaals op de RTBF in het nieuws van 19u op 9 november laatstleden. Tijdens de berichtgeving werd de anonieme getuigenis van een dierenverzorgster gehoord. Deze persoon drukte haar afkeer uit over het dierenleed in universitaire proefdiercentra en over het gebrek aan empathie van onderzoekers naar het dierenleed toe. Volgend op deze getuigenis werd een interview uitgezonden met een student die stelde dat haar professoren zich niet bewust waren van alternatieve experimentele methoden en dat deze methoden onvoldoende onderwezen werden. Dit nieuwsitem werd afgesloten met de bewering van de RTBF nieuwsanker dat ‘proefdieren niet op deze manier zouden mogen lijden zoals bescrheven staat in een Europese richtlijn van 2010’.
De Europese Richtlijn 2010/63/EU, in Belgie van toepassing sinds 29 mei 2013, verbiedt het lijden van dieren niet maar kadert het. De richtlijn definieert de leefomstandigheden van de proefdieren en bepaalt dat voor elke dierproeven een ethisch dossier door het onderzoeksteam moet worden ingediend dat door een ethische commissie moet worden goedgekeurd. Deze ethische commissie bestaat uit wetenschappers, een dierenarts, een vertegenwoordiger van de dierenverzorgers, een biostatisticus, een vertegenwoordiger van de eenheid die verantwoordelijk is voor het dierenwelzijn, en twee externe deskundigen. De samenstelling van de ethische commissies is goedgekeurd door het regionale ministerie voor dierenwelzijn. Elk ethisch dossier beschrijft de voorgestelde experimenten, de noodzaak en het beoogde resultaat van deze experimenten evenals het aantal betrokken dieren en de mate van leed die tijdens de experimenten wordt verwacht. Het ethisch dossier moet ook duidelijk rechtvaardigen waarom alternatieve methoden niet kunnen worden gebruikt in het voorgestelde onderzoeksproject. Een fundamenteel principe in de proefdierkunde dat reeds in 1959 werd geformuleerd door onderzoekers Russel en Bruch is het ‘principe van de 3 V’s: Verfijning (door het minimalizeren van pijn en stress), Vermindering (gebruik maken van het absolute minimum aan dieren zonder verlies van bruikbare informatie), en Vervanging (het verplicht gebruik maken van alternatieve methoden ter vervanging van het dier of het vervangen van een dier met een dier met een lager potentieel voor pijnperceptie zoals vissen of ongewervelde dieren zoals insecten en wormen). Dit principe is integraal opgenomen in de procedure om een ethisch dossier aan te vragen, en wetenschappers worden verplicht deze informatie aan de ethische commissie te verstrekken alvorens de experimenten mogen starten. Met andere woorden, elk wetenschappelijk experiment met dieren die uitgevoerd wordt aan een Belgische universiteit is vooraf goedgekeurd door een ethische commissie en voldoet aan de Belgische en Europese wetgeving.
Te vaak worden dierproeven afgeschilderd als een archaïsche praktijk die (1) nooit bijgedragen zou hebben tot de uitbreiding van onze kennis over gezondheid, (2) weinig of niet relevant zou zijn voor de mens, en (3) altijd zou kunnen vervangen worden door alternatieve methoden (in vitro experimenten waarbij gebruik wordt gemaakt van cellijnen of in silico experimenten waarbij wiskundige modellen worden gebruikt). Dit negatief beeld over dierproeven heeft geen enkele historische, wetenschappelijke of rationele basis. Dierproeven zijn essentieel (geweest) voor de ontwikkeling van vele preventieve behandelingen zoals vaccins en andere geneesmiddelen zoals antibiotica. Deze geneesmiddelen hebben miljoenen levens – zowel van mens als van dier – gered. Bovendien blijven dierproeven absoluut essentieel voor de verbetering van kankerbehandelingen, het beter begrijpen van neuropsychiatrische aandoeningen en het verbeteren van transplantatietechnieken om er maar een paar te noemen. We mogen niet vergeten dat 100% van de patiënten die in ziekenhuizen of thuis behandeld worden hun behandeling te danken hebben aan concepten en technieken die ontwikkeld zijn met behulp van dierproeven.
En wat betreft de alternatieve methoden: de dierproeven van vandaag gebruiken al alternatieve methoden. En dit over de hele wereld. Een orgaan is natuurlijk meer dan een groep cellen, en een leven organisme is meer dan een groep organen. Het is op dit moment helaas niet mogelijk om de complexiteit van een orgaan, de verspreiding van een tumor of pathogeen in een lichaam, of neurologische en psychiatrische aandoeningen in vitro (lees: in een proefbuis in een laboratorium) na te bootsen. De alternatieve methoden om experimenten uit te voeren, hetzij in vitro (in celkweek) of in silico (met wiskundige modellen op de computer) zijn eigenlijk methoden die momenteel complementair zijn aan de dierproeven waarvan de uiteindelijke validatie alleen in vivo (met proefdieren) kan uitgevoerd worden. Er wordt echter zelden over dit soort experimenten gesproken. Dit is te wijten aan het feit dat ze geen goedkeuring van de ethische commissie vereisen en dus niet meegeteld worden in de statistieken. Dit soort experimenten wordt desalniettemin op grote schaal toegepast in universiteiten en hogescholen, en de technieken zijn gekend door de wetenschappers die dierproeven uitvoeren. Deze alternatieve, minder bindende technieken worden eigenlijk liever gebruikt door onderzoekers omdat de resultaten vaak betrouwbaar en interpreteerbaar zijn, en dus verplicht gebruikt worden als ze bestaan…”
Français
“Interdire l’expérimentation animale ou la rendre impraticable, priverait la Société d’un outil indispensable à la recherche fondamentale et à l’innovation dans les sciences du vivant dont les animaux eux-mêmes bénéficient. Face aux nombreux défis que constituent notamment l’augmentation de la population, l’allongement de la durée de vie, le contrôle des infections émergentes et le réchauffement climatique qui bouleverse nos écosystèmes, pouvons-nous sérieusement décider de cesser d’innover et hypothéquer notre futur ainsi que celui de nos descendants?
Régulièrement et encore tout récemment sur les ondes de la RTBF, au journal parlé de 7h du 9 novembre 2017 sur la Première, l’expérimentation sur l’animal est présentée sous une forme caricaturale niant la réalité des faits. Au cours de ce journal, le témoignage anonyme d’une technicienne animalière a été entendu. Cette dernière, présentée comme une lanceuse d’alerte, a exprimé son dégoût face à la souffrance des animaux dans les animaleries universitaires ainsi que le manque d’empathie des chercheurs à cet égard. Ce témoignage a été suivi par l’interview d’une étudiante qui a affirmé que ses professeurs étaient peu au courant des méthodes d’expérimentation alternatives et que celles-ci n’étaient pas assez enseignées. Ce reportage s’est conclu par l’affirmation de la présentatrice de la RTBF que “les animaux de laboratoire ne sont pas censés souffrir de la sorte. En tout cas c’est une Directive européenne de 2010 qui le dit“.
La Directive européenne 2010/63/EU, d’application depuis 2013 en Belgique (AR 29 mai 2013), n’interdit pas la souffrance animale, elle l’encadre. En substance, elle définit les conditions d’élevage des animaux et stipule que toute expérimentation animale requiert le dépôt d’un dossier éthique par l’équipe de recherche ainsi que son examen par une Commission d’éthique. Celle-ci comprend des scientifiques, un vétérinaire responsable de la santé animale, un représentant des animaliers, un biostatisticien, un représentant de la cellule en charge du bien-être animal, un représentant des autorités de contrôle et deux experts extérieurs. La composition de ces Commissions d’éthique est agréée par le Ministère régional en charge du Bien-être animal. Chaque dossier éthique décrit les expériences proposées, leur intérêt et nécessité ainsi que le nombre d’animaux impliqués et le niveau de douleur attendu au cours des expériences. Il doit également justifier clairement pourquoi des méthodes alternatives ne peuvent être utilisées dans le projet de recherche. Un principe fondamental est d’application en expérimentation animale depuis qu’il a été formulé par les chercheurs Russel et Burch en 1959, c’est celui des trois R: Raffinement (réduction de la douleur et du stress), Réduction (utilisation du minimum d’animaux sans qu’il y ait une perte d’information utile) et Remplacement (obligation d’utilisation d’autres méthodes dites “alternatives” en expérimentation quand cela s’avère possible ou remplacement d’un animal à sensibilité élevée par un animal dont le potentiel de perception de la douleur est, selon les données scientifiques actuelles, significativement moins élevé, comme les poissons ou les invertébrés tels que les insectes ou les vers). Ce principe est intégré dans la rédaction des protocoles d’expériences et les chercheurs doivent impérativement décrire comment ils s’y conforment avant de réaliser l’expérience. Ce n’est qu’une fois toutes les informations fournies par le chercheur que la Commission d’éthique décide d’accepter ou non le protocole ou impose certaines restrictions au projet. En conséquence, toute expérience scientifique impliquant des animaux réalisée au sein d’une université Belge a été préalablement approuvée par une commission éthique et est conforme au droit belge et européen.
Trop fréquemment, l’expérimentation animale est présentée comme une pratique archaïque qui 1/ n’aurait jamais permis de faire progresser les connaissances en santé humaine, 2/ n’aurait que peu ou aucun intérêt pour l’humain et 3/ pourrait toujours être remplacée par des méthodes alternatives (expérimentation in vitro, c.-à-d. sur lignée cellulaire ou in silico, par la modélisation mathématique). Cette présentation négative est dénuée de tout fondement historique, scientifique et rationnel.
Ainsi, historiquement, l’expérimentation animale a été et est toujours indispensable au développement de nombreux traitements préventifs, comme les vaccins, et curatifs, comme les antibiotiques, qui ont permis d’épargner ou de sauver des millions de vies humaines et animales. De plus, l’expérimentation animale reste de nos jours absolument indispensable à l’amélioration des traitements anticancéreux, à la compréhension de maladies neuropsychiatriques ainsi que des techniques de greffe pour ne citer qu’elles. Nous devons rappeler que 100% des patients traités dans les hôpitaux (ou à la maison) ont pu l’être grâce aux concepts et techniques développés à l’aide de l’expérimentation animale.
Relativement aux méthodes alternatives : L’expérimentation animale menée aujourd’hui recourt déjà aux méthodes alternatives et s’en enrichit. Et cela dans le monde entier. Ainsi, un organe est plus qu’un amas de cellules et un organisme vivant plus qu’un amas d’organes. Il n’est pas encore possible, à l’heure actuelle, de reproduire in vitro (lire : dans un récipient en plastique) la complexité d’un organe ou encore la dissémination d’une tumeur ou d’un agent pathogène au sein d’un organisme entier ou une pathologie neurologique ou neuropsychiatrique. Les méthodes d’expérimentation alternatives, in vitro (en culture cellulaire) et in silico (modélisation mathématique sur ordinateur) sont en réalité des méthodes actuellement complémentaires à l’expérimentation animale dont la validation ultime ne se fait que in vivo, (par l’expérimentation animale. Si l’on parle moins de ces méthodes, c’est en grande partie parce qu’elles ne requièrent pas le dépôt d’un dossier éthique et ne sont donc pas comptabilisées. Elles sont néanmoins largement pratiquées au sein des universités et sont bien connues par les mêmes chercheurs qui pratiquent l’expérimentation animale. Ces techniques alternatives, moins contraignantes, sont en fait privilégiées par les chercheurs des que les résultats qui en découlent s’avèrent fiables et interprétables et d’ailleurs obligatoirement utilisées quand elles existent…”
English
Prohibiting animal testing or rendering it impracticable would deprive society of an indispensable tool for both basic and medical research, as well as innovation in life sciences, from which animals themselves benefit. Given the challenges we face from population growth, increased life expectation, emerging infections and global warming, which is upsetting our ecosystems, can we afford to decide to stop innovating and mortgage not just our own future but the future of our children as well?
Regularly—and most recently on the Belgian RTBF Premiere radio news at 7 o’clock on the 9th of November 2017—animal testing is caricatured and presented in a way that ignores the reality of the situation. During this news program, the anonymous testimony of an animal research technician was aired as if she were a whistleblower. She expressed her disgust at animals’ suffering in university research centers and researchers’ lack of empathy. Then a student asserted that the teaching staff were unfamiliar with alternative methods of testing. The reportage concluded with the statement by the RTBF presenter that “laboratory animals are not supposed to suffer as such. At least that’s what a 2010 European Directive says.”
European Directive 2010/63/EU, which has been in effect in Belgium since 2013 (AR 29 May 2013), does not prohibit pain, it regulates it, for example with the use of anesthetics and/or analgesics where possible. Basically, the Directive defines the conditions for the use of animals and stipulates that any animal testing requires the submission of an ethics dossier for approval by an ethics commission. This commission includes scientists, a veterinarian responsible for animal health, a biostatistician, a representative from the regulatory authorities and 2 external experts. The composition of these ethics commissions is approved by the regional ministry in charge of animal welfare. Every ethics application describes the proposed tests and their significance, as well as the number of animals involved and the level of pain expected during the tests. The basic principle applied to animal testing is the principle of the 3Rs: Refinement (limitation of pain and stress), Reduction (use of the minimum of animals needed to avoid loss of useful information) and Replacement (the obligation to use other, “alternative” methods whenever possible, or to replace a highly sensitive animal with one whose potential for pain perception is, according to current scientific data, significantly lower). This principle is incorporated in the drafting of test protocols and researchers are required to explain how they will conform with it before carrying out the test. As a result, every scientific experiment involving animals that is carried out at a Belgian university has been approved in advance by an ethics commission and is in conformity with Belgian and European legislation.
All too frequently animal testing is presented as an archaic practice which 1/ would never help advance knowledge of human health, 2/ would be of little or no interest for human beings and 3/ could always be replaced by alternative methods (in vitro testing, i.e. on cell lines or in silico, with a mathematical model). This negative presentation has absolutely no historic, scientific or rational basis. Animal testing has been and still is indispensable to the development of numerous treatments such as vaccinations, antibiotics, and the various anti-cancer therapies that have allowed us to spare or save hundreds of millions of both human and animal lives. It continues to be absolutely indispensable for the improvement of anti-cancer treatments, understanding neuropsychiatric diseases, and transplant techniques, to mention but a few. We should remember that 100% of patients treated in hospitals (or at home) owe their treatment to concepts and techniques developed with the help of animal testing.
Animal testing carried out these days already involves alternative methods and is supplemented by them. Nonetheless, an organ is more than a cluster of cells and a living organism is more than a mass of organs. It is still not possible, at this point in time, to reproduce in vitro the complexity of an organ, the growth of a tumor or a pathogen in an organism, or a neurological or neuropsychiatric pathology. In reality, alternative methods of testing are complementary to animal testing and the final validation can only be done by animal testing. Alternative methods are widely used in universities and are well known to researchers who carry out animal testing. There is a preference for these methods, which are less restrictive, once the results they produce prove to be reliable and able to be interpreted. Besides, if such methods exist, it is obligatory to use them.