De discussie rond het gebruik van proefdieren blijft volop aan de gang en recent wijdde StampMedia hier eveneens een artikel aan in het kader van een dossier over dierenwelzijn.
“Zijn er moderne alternatieven voor dierproeven?”, is de titel van het stuk.
Om hierop een antwoord te vinden gaat de journalist te raadde bij twee verschillende instanties: het Belgische GAIA Education (een onderdeel van GAIA) en de European Coalition To End Animal Experiments (ECEAE). De ECEAE is het overkoepelende orgaan van meer dan 20 dierenwelzijnsorganisaties in Europa, waaronder verschillende ‘anti-vivisectie’ bewegingen en ook het Belgische GAIA.
Laten we de argumenten uit het artikel even tegen het licht houden.
“De belangrijkste medische ontwikkelingen, zoals antibiotica, verdovingsmiddelen, kankermiddelen en drugs, vloeien niet voort uit dierproeven.“ – ECEAE
Dierproeven zijn in het verleden cruciaal geweest in de ontdekking van bovengenoemde medische ontwikkelingen, en zijn ook vandaag nog steeds noodzakelijk in de zoektocht naar nieuwe medicijnen om kanker en bacteriële infecties te bestrijden, en betere verdovingsmiddelen te ontwikkelen. Neem het voorbeeld van antibiotica. Na de ontdekking van peniciline in 1929 door Alexander Fleming werd op basis van proefbuis-experimenten lang gedacht dat dit antibioticum enkel werkzaam was als ontsmettingsmiddel voor oppervlakten. Meer dan tien jaar later, wanneer onderzoekers Howard Florey en Ernst Chain het antibioticum toedienden aan Streptococcus geïnfecteerde muizen, zagen ze dat deze muizen overleefden, wat definitief bewijs leverde dat bacteriële infecties op deze manier konden behandeld worden. Deze dierproef betekende een revolutie in de medische wereld en door deze ontdekking zijn letterlijke miljoenen levens gered, zowel mens als die
“Het ECEAE pleit voor hypermoderne alternatieven, zoals de menselijke celkweek: de cellen kunnen gebruikt worden om medicijnen te ontwikkelen, chemicaliën te testen en belangrijke ziektes te begrijpen. “Er bestaan ondertussen zoveel ultramoderne alternatieven, maar gemakshalve wordt altijd gekozen voor dieren”, vertelt Jane Reniers, verantwoordelijke van GAIA Education.”
Celkweek experimenten worden gebruikt om directe interacties en signaalwegen van moleculen en cellen in kaart te brengen, en om grote hoeveelheden potentiële medicijnen door te lichten op activiteit en toxiciteit. Zij zijn dus van onschatbare waarde om meer te leren over de werking van genen en eiwitten of op dit niveau toxiciteit na te gaan, zodat er minder dierproeven nodig zijn. De informatie die uit dit soort culturen voortvloeit is echter beperkt, in die zin dat deze experimenten, inclusief recente ontwikkelingen in ‘organs-on-a-chip‘ en ‘3D celculturen’, niet het hele verhaal vertellen over de complexe interacties die zich afspelen in een levend organisme. Cellen in cultuur gedragen zich niet helemaal hetzelfde als cellen in een organisme (dit geldt ook voor menselijke celkweek), en bovendien kunnen sommige wetenschappelijke vragen niet onderzocht worden op het niveau van cellen of weefsels. Hoe een genetische fout het geheugen aantast (Alzheimer onderzoek) of beweging verhindert (Parkinson onderzoek) is bijvoorbeeld moeilijk te verifiëren aan de hand van cellen. Cellen in een proefbuis voelen geen pijn en worden niet zwanger. Enkel celkweek experimenten gebruiken voor de ontwikkeling van medicijnen en het ontrafelen van de onderliggende mechanismen van ziektes, zonder validatie in een levend organisme, betekent een gevaar voor de volksgezondheid en een volledige stopzetting van innovaties in de ontwikkeling van therapieën voor tal van aandoeningen, zoals bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer, Parkinson en kanker.
Bovendien zijn ook deze methodes niet volledig proefdiervrij. Ook om een celkweek te onderhouden zijn dierlijke producten nodig.
“Er bestaan ook computertechnologieën zoals de Quantitative Structure-Activity Relationships (QSARs) waarmee voorspeld kan worden hoe schadelijk bepaalde chemicaliën kunnen zijn voor de mens.“
Op basis van computermodellen en statistische analyse kan tot op zekere hoogte voorspeld worden of een molecule werkzaam zal zijn, of juist toxisch is. QSAR is slechts één van de vele methodes die hierbij gebuikt worden. Het is natuurlijk enorm belangrijk om gedurende dat hele process bepaalde chemicaliën die mogelijk toxisch zijn, zo vroeg mogelijk uit te filteren. QSAR en andere methoden situeren zich dan ook zeer vroeg in de pijplijn van medicijnontwikkeling en kunnen het aantal moleculen dat effectief gesynthetiseerd wordt om uiteindelijk verdere experimenten mee uit te voeren, drastisch verminderen. Maar de overgebleven moleculen moeten nog steeds via celkweek experimenten en in een latere fase ook dierproeven getest worden om de werkzaamheid en potentiële nevenwerkingen verder na te gaan.
“Dierenrechtenorganisatie PETA (People for the Ethical Treatment of Animals) pleit voor computeronderzoek en doneerde zo’n 62.000 dollar om op die manier dierenleed uit de wereld te bannen.”
Het computermodel of -simulatie is maar zo goed als de gegevens die je erin steekt, en die gegevens komen, naast celkweek experimenten, ook van dierproeven. Om bijvoorbeeld een nauwkeurig model te maken van hoe hersencellen communiceren, moet je eerst weten hoe deze hersencellen communiceren in een levend organisme. Proefdieren zijn dus essentieel om computermodellen op punt te zetten en nadien de voorspellingen ook te valideren.
Helaas verspreidt PETA soms onjuiste informatie en speelt de organisatie in op emoties om hun doel te bereiken. Ook GAIA heeft een rijke historie in het verspreiden van ongenuanceerde en misleidende informatie over dierproeven en eist een volledige uitfasering van proefdieronderzoek en een onmiddellijk verbod voor proeven op primaten, honden en katten.
Enkel deze organisaties aan het woord laten in een artikel over dierproeven, maakt een genuanceerd verhaal een verloren zaak.