Proefhonden in België en Nederland

Twee weken geleden publiceerde de EU cijfers over dierproeven in alle lidstaten: een belangrijke stap naar meer transparantie. Dat is hoog nodig, want zelfs met de cijfers op tafel loopt de communicatie over dierproeven nog vaak mis, zoals vorige week in De Morgen.

Image

Wie het rapport er op na slaat zal twee cijfers terugvinden. Het aantal honden gebruikt in dierproeven en het aantal keer een hond in een proef werd gebruikt (in 2017). Klinkt bijna hetzelfde, maar het levert een groot verschil op. Heel wat proeven met honden duren immers niet lang en hebben geen ernstige of blijvende effecten (gelukkig maar) zodat eenzelfde dier later nogmaals kan ingezet worden in een andere proef.

Zo zijn er in Nederland (in 2017) 549 honden gebruikt voor dierproeven; 360 daarvan zijn meer dan een keer in een proef gebruikt wat het totale aantal keer een hond in een proef op 909 brengt voor Nederland. In België ging het om 334 honden en 1522 gevallen van herbruik, dus 1856 keer een hond in een proef. Nederland gebruikt dus in feite meer honden in biomedisch onderzoek (549 in vergelijking met 334); niet dat die ranking op zich nu zo belangrijk is.

De stelling dat onze noorderburen “een kleine duizend honden minder” gebruiken schetst dus een totaal verkeerd beeld van de situatie. Niet alleen relatief maar ook dat het om veel meer honden lijkt te gaan dan in de realiteit het geval is.

We willen daarmee niets minimaliseren; 334 honden zijn nog steeds veel honden. Kritisch zijn over dierproeven is goed. Maar elk debat of elk beleid om dat cijfer terug te dringen moet natuurlijk wel vertrekken van de juiste situatie.

© Understanding Animal Research