Gepubliceerd in De Morgen (09/07/2018)
__________________________________________________________________________
Gisteren kopte De Morgen dat meer dan vier op de vijf dierproeven nutteloos zouden zijn. Dit bericht was gebaseerd op Nederlands onderzoek waaruit blijkt dat tot 85 procent van alle testen van nieuwe medicijnen en behandelingen géén effect opleveren bij mensen, terwijl eerder bij dieren wel resultaat werd geboekt. Nutteloos dus? Helemaal niet.
In Vlaanderen worden er jaarlijks zo’n 250.000 proefdieren ingezet. Wat levert dat ons eigenlijk op? Het is een terechte vraag, maar het antwoord is minder makkelijk in een cijfer uit te drukken.
Wetenschap is een internationale teamsport en onderzoekers bouwen constant verder op elkaars resultaten. Bovendien bewijzen heel wat experimenten, met of zonder proefdieren, pas vele jaren later hun nut, en soms komt die doorbraak uit een totaal onverwachte hoek.
Recent nog werd duidelijk dat immuuntherapie een enorm krachtig wapen is in de strijd tegen kanker. Dankzij jaren van onderzoek en heel wat dierproeven in binnen- en buitenland kan deze nieuwe behandelingspiste kankerpatiënten in ons land 11.000 extra levensjaren schenken.
Maar vooraleer immuuntherapie of elke andere nieuwe behandeling getest wordt, moeten wetenschappers eerst het ziekteproces zelf begrijpen, en natuurlijk de werking van het gezond orgaan in kwestie. Ook daarbij komen dierproeven te pas die ook essentieel zijn voor biomedische vooruitgang.
Proeven waarbij mogelijke nieuwe behandelingen of geneesmiddelen worden getest op dieren vormen eigenlijk een minderheid in Vlaanderen. Slechts één op vier proefdieren wordt ingezet in dit zogenaamde toegepast onderzoek, elk cijfer rond dit soort proeven aangrijpen om een conclusie te maken over alle dierenexperimenten is dus sowieso verkeerd.
Het klopt wel dat niet alle stoffen die beloftevol lijken in proefdieren dat nadien ook blijken te zijn bij mensen. Dieren zijn nu eenmaal geen mensen, maar dat geldt des te meer voor cellen in een proefbuis. Toch brengen al deze technieken en experimenten ons een stap dichter bij nieuwe behandelingen, want iets wat geen positieve invloed heeft op het ziekteproces bij een rat of muis hoeven we ook al meteen niet meer te testen bij de mens.
Alles kan beter natuurlijk, en dat geldt zeker ook voor biomedisch onderzoek. Wetenschappers werken volop aan nieuwe ziektemodellen, of het nu om diermodellen of proefdiervrije alternatieven gaat. Die kunnen ervoor zorgen dat we de brug van experiment naar behandeling sneller en met minder dierenleed kunnen slaan.
Transparantie over methoden en resultaten, zowel positief als negatief, kan hier alleen maar toe bijdragen. Ook het terugdringen van onzorgvuldigheden of fouten bij onderzoek moet een prioriteit zijn.
Want iedereen wil liever medische vooruitgang boeken die niet ten koste gaat van dierenleed. Ook wetenschappers maken deze afweging niet lichtzinnig. Eén van de onderzoekers betrokken bij de Nederlandse studie benadrukte zelf dat dierproeven belangrijk zijn én blijven.
Dubbel spijtig dus dat het brede publiek nu de boodschap krijgt dat de overgrote meerderheid van het proefdieronderzoek nutteloos zou zijn. Met ongenuanceerdere berichtgeving over zo’n gevoelig thema is niemand geholpen, en nog in het minst de proefdieren zelf.
Deze reactie werd geschreven door:
Dr. Liesbeth Aerts (VIB-KU Leuven, Infopunt Proefdieronderzoek)
Dr. Jeroen Aerts (VIB-UAntwerpen, Infopunt Proefdieronderzoek)
Professor Peter Janssen (KU Leuven)
Professor Patrik Verstreken (VIB-KU Leuven)
Professor Roos Vandenbroucke (VIB-UGent)